‘Het is pittig om een vrouw te worden, vind je niet?’ zei Eriko op een namiddag uit het niets.
‘Huh?’ zei ik en ik keek op van het tijdschrift dat ik zat te lezen. Vlak voordat ze naar haar werk ging, gaf deze beeldschone moeder de planten op de vensterbank water.
‘Mikage, ik denk dat het wel goed komt met jou, en daarom wil ik je dit even vertellen. In de tijd dat ik Yuichi onder mijn hoede had genomen en opgevoed, was ook mij iets duidelijk geworden. Er waren veel, ontzetten veel zware perioden. Iemand die echt op eigen benen wil staan, doet er goed aan om ergens voor te zorgen. Voor kinderen, of voor kamerplanten of zo. Zo leer je je eigen grenzen kennen. Dat is een goed startpunt.’
Bijna zingend maakte ze me deelgenoot van haar levensfilosofie.
‘Je hebt veel ellende meegemaakt,’ zei ik ontroerend.
‘Mja, maar als je in het leven niet één keer alle hoop hebt verloren, als je niet weet welk deel van jezelf je echt niet wilt opgeven, dan weet je denk ik nooit waar je echt blij van wordt. Ik heb maar geluk gehad,’ zei ze daarop. Haar haar, dat ze tot op haar schouders droeg, deinde rustig heen en weer.
Er zijn onnodig veel obstakels in het leven, de weg is zo steil dat je het liefst je ogen zou afwenden… wat zijn er toch veel dagen waarop ik dat denk. Zelfs liefde kan je niet redden. Desondanks gaf deze persoon, gehuld in het schemerlicht van de ondergaande zon, met haar slanke handen water aan de planten. In het milde schitterende licht dat door het heldere stroompje wat een halo leek te vormen.
‘Ik snap denk ik wel wat je bedoelt,’ zei ik.
‘Ik hou van jouw oprechtheid, Mikage. De oma die jou heeft grootgebracht was ongetwijfeld een prachtig mens,’ zei Yuichi’s moeder.
‘Ze was een grootmoeder om trots op te zijn.’
‘Mooi zo,’ zei ze, en ze lachte met haar rug naar me toe.
(Uit: Kitchen van Banana Yosimoto, vertaald door Maarten Liebregts en uitgegeven door Das Mag)