Ik heb niet zo heel veel boeken gelezen in 2015, maar toch wil ik een top drie maken met de boeken die mij toch het meest zijn bijgebleven.
1. De cirkel van Dave Eggers
Omdat het doet inzien hoe sociale media kan evolueren en hoe het iemand zijn leven kan bepalen. Op dit moment is het nog niet zo ver geëvolueerd als in De cirkel, maar het kan zeker die richting uitgaan, want de dag van vandaag weet het internet al veel over iemand.
2. Een bijna volmaakte vriendschap van Milena Michiko Flasar
Dit is gewoon een zeer mooi boekje met mooie quotes en een mooi verhaal. Ik heb echt genoten van dit boekje!
3. No et moi van Delphine De Vigan
In dit boek raakt Lou bevriend met No. Het gaat over de mogelijkheid om vriendschap te sluiten met een zwerver en proberen die op het rechte pad te krijgen. Ik hou wel van verhalen waarin een vriendschap is uitgewerkt, omdat dit ook zeer belangrijk is voor mij. Uit dit boek heb ik ook zeer mooie quotes gehaald.
Quotes uit mijn top drie
~Nummer 1~
“Tegen het eind van de ochtend werd de toestroom beheersbaar, enthousiasmeren zelfs. Er was in het bedrijf zoveel gaande, zoveel medemenselijkheid en optimisme, en het was op alle gebieden zo vooruitstrevend dat ze een beter mens werd door alleen in de nabijheid van de Cirkelaars te verkeren. Het was vergelijkbaar met een god gerunde biologische winkel: je wist dat je een gezonder mens werd door daar te kopen; je kon geen verkeerde keuze maken omdat alles al was gekeurd. Daar was ook iedereen bij de Cirkel op uitgekozen: de genenpool was uitzonderlijk en het denkvermogen fenomenaal. Hier streefde iedereen voortdurend hartstochtelijk naar ontwikkeling voor zichzelf en anderen, naar het delen en verspreiden van kennis.”
~
“Twintig jaar geleden was een horloge met rekenmachine niet cool, hè?En iemand die de hele dag binnen met zijn horloge zat te spelen, was duidelijk iemand die sociaal niet goed scoorde. Waardeoordelen als ‘likes’ en ‘dislikes’ en ‘smiles’ en ‘frowns’ bleven beperkt tot de onderbouw. Daar werden briefjes geschreven: “Hou je van eenhoorns en stickers?” En dan schreef je terug: “Ja!” Met een hartje en een smiley erbij. Maar nu zijn het niet meer alleen de brugklassers die dat doen: iederéén doet het, en ik krijg soms het gevoel dat ik in een omgekeerde wereld ben terechtgekomen, een spiegelland waar de meest stompzinnige shit ter wereld de overhand heeft gekregen. De wereld heeft zichzelf verstompzinnigd.”
~
“Het is niet zo dat ik niet sociaal ben. Ik ben sociaal zat. Maar de tools die jullie creëren, scheppen in feite onnatuurlijk doorgeschoten sociale behoeften. Niemand heeft zoveel contact nodig als jullie aanbieden. Daar wordt niemand beter van. Het heeft gen toegevoegde waarde. Het is net fastfood. Weet je hoe ze dat eten manipuleren? Met wetenschappelijke methoden bepalen ze precies hoeveel zout en vet erin moet om jou aan het eten te houden. Je hebt geen trek, je hebt dat eten niet nodig, het heeft geen voedingswaarde, maar toch blijf je die lege calorieën eten. Dát is wat jullie de mensen door hun strot douwen. Precies hetzelfde. Eindeloos veel lege calorieën, maar dan het digitaal-sociale equivalent. En jullie stemmen het zo af dat het net zo verslavend is.”
~
“‘Nee, Mae, dit is iets anders. Dat zou gemakkelijker te begrijpen zijn. Maar hier is geen sprake van onderdrukkers. Niemand dwingt jou dit te doen. Jij doet die boeien vrijwillig om. En je verandert vrijwillig in een totale sociale autist. Basale hints van menselijk communicatie pik je niet meer op. Je zit met drie mensen aan tafel, die jou alle drie aankijken en met je willen praten en jij tuurt op een schermpje, op zoek naar vreemden in Dubai.’
‘Zo zuiver ben je zelf ook niet, Mercer. Jij hebt ook een e-mailaccount. Jij hebt ook een website.’
‘Het punt is, en het doet pijn je dit te moeten zeggen, dat je eigenlijk niet zo interessant meer bent. Je zit twaalf uur per dag aan een bureau en het levert je niets op behalve wat getallen die over een week weer verdwenen of vergeten zijn. Je laat niets tastbaars van je bestaan achter. Geen enkel bewijs.’
‘Fuck you, Mercer.’
‘En erger nog, je dóét ook niets interessants meer. Je gaat nergens heen en hebt niks te melden. De bizarre paradox is dat jij denkt dat je in het middelpunt van de wereld zit en dat je mening er daarom toe doet, maar zelf word je kleurloos. Ik durf te wedden dat je al maanden niets off-screen hebt gedaan. Heb ik gelijk?’
‘Wat ben je toch een lul, Mercer.’
‘Kom je nog wel buiten?’
‘Dus jij bent zo interessant? De idioot die kroonluchters maakt van stukken dood beest? Jij bent het wonderkind van alles wat boeiend is?’
‘Weet je wat ik denk? Ik denk dat jij denkt dat je een enorm boeiend leven leidt als j achter je bureau zit te frownen en te smilen. Je levert commentaar op van alles, maar zelf doe je niets. Je bekijkt beelden uit Nepal, klikt op een smiley en denkt dat dat hetzelfde is als zelf naartoe gaan. Wat zou er gebeuren als je daar echt heen zou gaan? Je CirkelKut-beoordeling of hoe die onzin ook heet, zou onder de norm zakken! Besef je eigenlijk wel hoe ongelofelijk saai je bent geworden?'”
~
“‘Mae,’ zei hij, ‘wanneer we geen andere weg dan de juiste, de beste weg kunnen nemen, dan geeft dat een soort ultieme en allesomvattende opluchting, dat geloof ik echt. We hoeven ons niet meer door het duister te laten verleiden. Vergeef me dat ik het in morele termen vat – dat is de kerkse Midwesterner in me -, maar ik geloof in de volmaakbaarheid van mensen. Ik denk dat we beter kunnen worden. Ik denk dat we volmaakt kunnen worden, of bijna. En als we ons beste ik worden, zijn de mogelijkheden vrijwel onbegrensd. We kunnen elk probleem oplossen. We kunnen elke ziekte genezen, een einde maken aan de honger, alles, omdat we niet worden neergehaald door onze vele zwakheden, onze triviale geheimpjes, onze neiging kennis en informatie voor onszelf te houden. Eindelijk zullen we onze mogelijkheden verwezenlijken.'”
~
“‘Ja, heel veel. Heb je al die reacties en blijken van waardering gezien? Zóveel mensen wilden hem helpen. Ze hebben het geprobeerd. Jij ook. En er waren vast nog duizenden anderen geweest als hij ze had toegelaten. Als je de mensheid afwijst en geen gebruik wilt maken van alle middelen die je tot je beschikking hebt, je afsluit voor alle hulp die je aangeboden krijgt, tja, dan gaat het mis. Als je de technologie afwijst die kan voorkomen dat je in de diepte valt, dan vál je ook in de diepte – letterlijk. En wanneer je de hulp en de warmte van al die miljarden barmhartige zielen over de hele wereld afwijst, dan val je emotioneel in de diepte. Zo is het toch?’
Hij zweeg even, alsof hij haar en zichzelf de gelegenheid wilde geven zijn mooie toepasselijke metafoor tot zich te laten doordringen.
‘Als je de groepen, de mensen, de toehoorders afwijst die contact met je willen maken, met je willen meeleven en je willen omarmen, dan solliciteer je naar ellende. Mae, die jongen was duidelijk ernstig depressief en geïsoleerd, hij kon niet overleven in deze wereld van eenheid en gezamenlijkheid. Had ik hem maar gekend. Ik heb het gevoel dat ik hem een beetje heb leren kennen doordat ik heb gezien wat er die dag is gebeurd. Maar toch.’
[…]
Mae’s gedachten volgende hetzelfde spoor. Sinds Mercers dood en Annies coma, toen ze zich zo alleen voelde, was die scheur in haar binnenste weer opengegaan, groter en zwarter dan ooit tevoren. Maar toen hadden haar volgers overal ter wereld haar laten weten dat ze er waren en hadden ze haar hun steun en hun smiles gestuurd – miljoenen, tientallen miljoenen – en nu wist ze wat die scheur
eigenlijk was en hoe ze hem kon dichtnaaien. Die scheur was het niet-weten. Het niet-weten wie van haar hield en hoelang al. Die scheur was het gekmakende niet-weten – niet weten wie Kalden was, niet weten wat Mercer dacht, wat Annie dacht en wilde. Mercer had gered kunnen worden – zou gered zijn – als hij zijn gedachten kenbaar had gemaakt, als hij Mae en de rest van de wereld had willen toelaten. Het niet-weten was de oorzaak van alle gekte, eenzaamheid, achterdocht en angst. Maar daar was iets aan te doen. Transparantie had haar voor de hele wereld kenbaar gemaakt, had een beter mens van haar gemaakt, had een beter mens van haar gemaakt, haar naar ze hoopte dichter bij de perfectie gebracht. Nu zou de rest van de wereld volgen. Volledige transparantie zou voor volledige toegankelijkheid zorgen, en dan zou er geen niet-weten meer zijn. Mae glimlachte bij de gedachte dat het allemaal zo eenvoudig was, zo zuiver. Bailey glimlachte mee.”
~Nummer 2~
“Als je klein bent, zo klein dat je gelooft dat het altijd zo zal blijven, is de wereld een aangename plek. Dat ging door me heen toen ik hem herkende. De bank van mijn kinderjaren. De bank waarop ik zou leren dat niets blijft zoals het is end at het toch de moeite waard is om op de wereld te zijn. Ik ben het nog steeds aan het leren.”
~
“Tegenwoordig begrijp ik dat het onmogelijk is om iemand niet te ontmoeten. Door er te zijn en te ademen ontmoet je de hele wereld. De onzichtbare draad heeft je vanaf het moment van je geboorte met de anderen verbonden. Om die draad door te knippen is meer nodig dan een dood, en het heeft geen zin het daar niet mee eens te zijn.”
~
“Dat meisje daar bijvoorbeeld. Ziet u haar? Ze roert zonder ophouden met haar vinger in de plas. Ze schildert er iets in. Ziet de tekening, hoe die vervloeit. Begint van voren af aan. Maakt alleen maar tekeningen die vervloeien. Het is een zinloos en toch gelukkig spel. Het meisje lacht voortdurend. Ik vraag me vaak af waarom wij dat niet meer kunnen, zinloos gelukkig zijn. Waarom we, als we groter worden, in nauwe en lage ruimen zitten, waar we ons ook bevinden, hooguit van de ene ruimte naar de andere gaan, terwijl we als kind toch in een ruimte zonder muren waren. Want zo herinner ik het me: toen ik klein was, was mijn onderdak mijn hier en nu. Noch het verleden noch de toekomst kon me iets maken, en hoe mooi zou het zijn als dat vandaag nog zo was. Als we bijvoorbeeld niet voor het resultaat zouden kunnen werken, maar uit overgave, zonder inspanning.”
~
“Wat heeft die jongen nu toch? Laat hem. Een fase. De waarheid is: ze wilden het liever niet weten. De waarheid is: ik wilde liever dat ze het niet wisten. We hadden een pact gesloten: liever niets van elkaar weten. En het is dat pact dat families over de generaties heen bijeenhoudt. We droegen een masker. Onze gezichten eronder niet langer herkenbaar, omdat we met ons masker vergroeid waren. Het deed pijn om het af te rukken. Zoveel pijn, dat de pijn om elkaar nooit recht in het gezicht te kunnen kijken draaglijker was dan de pijn om ons ware gezicht te tonen.”
~
“Nee. Hij schudde het hoofd. Tenminste geen besluit dat je hebt genomen op basis van een keuze. Ik zie dat nu. In dit café. Hij wees naar rechts en naar links. We zijn niet vrij, niemand van ons. Zij het dat dat ons niet van onze verantwoordelijkheid ontslaat. Dat we ondanks ons gebrek aan vrijheid voortdurend beslissingen nemen en verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van die beslissingen. En dat we daardoor, met elke beslissing die we nemen, nog minder vrij worden.”
~
“De werkelijkheid is een variabele, niet meer dan een substituut voor een veranderlijke grootheid. Je zet haar naar je hand. Geen misdaad. Een misdaad is het pas als je de naar je hand gezette werkelijkheid voor werkelijker dan de werkelijkheid houdt en je haar tegen beter weten in als zodanig verdedigt.”
~
“Weet je, volwassen worden is eigenlijk zo slecht nog niet. Ik bedoel maar. Je hebt een doel, een duidelijk doel, en geeft alles om het te bereiken. Je houdt het voor ogen, gaat er stap voor stap op af. Al struikel je, toch sta je weer op. Maar op het eind zul je het bereikt hebben. Het doel. Je zult achteromkijken en zien hoe ver je bent gekomen. Voetsporen in het zand. En je zult gelukkig zijn. Alle wanhoop van de tocht zal van je afgegleden zijn.”
~Nummer 3~
«Imagine que tu es une voiture extrêmement moderne, équipée d’un nombre d’options et de fonctionnalités plus important que la plupart des voitures, que tu es plus rapide, plus performante. C’est une grande chance. Mais ce n’est pas si facile. Car personne ne sait exactement le nombre d’options dont tu disposes ni ce qu’elles te permettent de faire. Toi seule peut le savoir. Et puis la vitesse, c’est dangereux. Parce qu’à huit ans, ce n’est pas pour autant que tu connais le code de la route, ni que tu sais conduire. Il y a beaucoup de choses que tu dois apprendre: à rouler quand il pleut, quand il neige, à regarder les autres voitures, à les respecter, à regarder les autres voitures, à les respecter, à te reposer quand tu as roulé trop longtemps. C’est ça, devenir une grande personne.»
~
Moi je m’en fous pas mal qu’il y ait plusieurs mondes dans le même monde et qu’il faille rester dans le sien. Je ne veux pas que mon monde soit un sous-ensemble A qui ne possède aucune intersection avec d’autres (B,C, ou D), que mon monde soit une patate étanche tracée sur une ardoise, un ensemble vide. Moi je préférerais être ailleurs, suivre une droite qui mènerait dans un endroit où les mondes communiquent entre eux, se recouvrent, où les contours sont perméables, où la vie est linéaire, sans rupture, où les choses ne s’arrêtent pas brutalement, sans raison, où les moments importants sont livrés avec leur mode d’emploi (niveau de risque, branchement sur secteur ou pile, durée prévisible d’autonomie) et les équipements nécessaires (airbags, GPS, aide au freinage d’urgence).
Parfois il me semble qu’à l’intérieur de moi quelque chose fait défaut, un fil inversé, une pièce défectueuse, une erreur de fabrication, non pas quelque chose en plus, comme on pourrait le croire, mais quelque chose qui manque.
~
Dans la vie il y a un truc qui est gênant, un truc contre lequel on ne peut rien: il est impossible d’arrêter de penser. Quand j’étais petite je m’entraînais tous les soirs, allongée dans mon lit, j’essayais de faire le vide absolu, je chassais les idées les unes après les autres, avant même qu’elles deviennent des mots, je les exterminais à la racine, les annulais à la source, mais toujours je me heurtais au même problème: penser à arrêter de penser, c’est encore penser. Et contre ça on ne peut rien.
~
Depuis quelques jours, elle est de mauvaise humeur, elle s’enferme dans sa chambre et elle s’énerve pour un oui ou pour un non quand nous sommes toutes les deux. Ca me fait de la peine mais je me souviens qu’un jour mon père m’a dit que c’est avec les gens qu’on aime le plus, en qui on a le plus confiance, qu’on peut se permettre d’être désagréable (parce qu’on sait que cela ne les empêchera pas de nous aimer).
~
La nuit quand on ne dort pas les soucis se multiplient, ils enflent, s’amplifient, à mesure que l’heure avance les lendemains s’obscurcissent, le pire rejoint l’évidence, plus rien ne paraît possible, surmontable, plus rien ne paraît tranquille. L’insomnie est la face sombre de l’imagination. Je connais ces heures noires et secrètes. Au matin on se réveille engourdi, les scénarios catastrophes sont devenus extravagants, la journée effacera leur souvenir, on se lève, on se lave et on se dit qu’on va y arriver. Mais parfois la nuit annonce la couleur, parfois la nuit révèle la seule vérité: le temps passe et les choses ne seront plus jamais ce qu’elles ont été.
~
J’aurais fait n’importe quoi pour que No reste chez nous. Je voulais qu’elle fasse partie de notre famille, qu’elle ait son bol, sa chaise, son lit, à la bonne taille, je voulais les dimanches aux couleurs d’hiver, le parfum de la soupe échappé de la cuisine. Je voulais que notre vie ressemble à celle des autres. Je voulais que chacun ait sa place à table, son heure pour la salle de bains, son rôle dans l’organisation domestique, qu’il n’y ait plus qu’à laisser filer le temps.
Je croyais que l’on pouvait enrayer le cours des choses, échapper au programme. Je croyais que la vie pouvait être autrement. Je croyais qu’aider quelqu’un ça voulait dire tout partager, même ce qu’on ne peut pas comprendre, même le plus sombre. La vérité c’est que je ne suis qu’une madame-je-sais-tout (c’est mon père qui le dit quand il est en colère), un ordinateur en plastique minable qu’on fabrique pour les enfants avec des jeux, des devinettes, des parcours fléchés et une voix débile qui donne la bonne réponse. La vérité c’est que je n’arrive pas à faire mes lacets et que je suis équipée de fonctionnalités merdiques qui ne servent à rien. La vérité c’est que les choses sont ce qu’elles sont. La réalité reprend toujours le dessus et l’illusion s’éloigne sans qu’on s’en rende compte. La réalité a toujours le dernier mot. C’est Monsieur Marin qui a raison, il ne faut pas rêver. Il ne faut pas espérer changer le monde car le monde est bien plus fort que nous.
~
Avant de rencontrer No, je croyais que la violence était dans les cris, les coups, la guerre et le sang. Maintenant je sais que la violence est aussi dans le silence, qu’elle est parfois invisible à l’œil nu. La violence est ce temps qui recouvre les blessures, l’enchaînement irréductible des jours, cet impossible retour en arrière. La violence est ce qui nous échappe, elle se tait, ne se montre pas, la violence est ce qui ne trouve pas d’explication, ce qui à jamais restera opaque.
[…]
J’ai pensé aux effets secondaires de la vie, ceux qui ne sont indiqués dans aucune notice, aucun mode d’emploi. J’ai pensé que la violence était là aussi, j’ai pensé que la violence était partout.
~
Par la fenêtre je regarde le ciel clair. Sommes-nous de si petites choses, si infiniment petites, que nous ne pouvons rien?